- De stand van zaken
Op 16 april 2024 werd een eerste wetsvoorstel ingediend. Een aangepast wetsvoorstel volgde op 20 februari 2025. De Raad van State formuleerde zijn advies op 28 april 2025. Op 24 september 2025 werden de experten nogmaals gehoord in de Commissie Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Men verwacht de inwerkingtreding van Boek 7 BW in de loop van 2026. Een concordantietabel werd reeds opgesteld.
- Belangrijkste nieuwigheden
Er zijn 7 elementen die opvallen in het wetsvoorstel.
Gemeenrechtelijk regime voor dienstencontracten
Het oud BW voorzag slechts in een partiële regeling voor dienstencontracten. Hieraan zal het BW verhelpen.Zowel aanneming, bewaargeving als lastgeving vallen onder de nieuwe regeling.
Veiligheidsplicht voor de opdrachtnemer bij een dienstencontract
Art. 7.4.12 BW voorziet in een veiligheidsplicht voor de opdrachtnemer bij een dienstencontract. Indien er bepaalde risico’s zijn voor de opdrachtgever, de goederen, voor derden, voor het milieu, … zal de opdrachtnemer zich voorafgaandelijk moeten informeren en alle redelijke voorzorgsmaatregelen moeten nemen om te vermijden dat die risico’s zich zouden realiseren bij de uitvoering van de opdracht. Het betreft dan ook een wettelijk bevestigde contractuele verbintenis.
Rechtstreekse vordering van de hulppersoon tegen de opdrachtgever voor alle dienstcontracten geldt in het geval de opdrachtnemer de hulppersoon niet betaald
Overeenkomstig de dwingende bepaling in art. 7.4.31 BW hebben de hulppersonen een rechtstreekse vordering tegen de opdrachtgever en dit telkens wanneer de opdrachtnemer de hulppersoon niet betaalt. Dit geldt bovendien niet enkel voor de hulppersoon in eerste graad ter beschikking, maar eveneens voor elke hulppersoon verder in de contractketen.
Vroeger bestond onduidelijkheid over of deze rechtstreekse vordering enkel gold in de bouwsector dan wel ook in andere dienstencontracten. De wetgever heeft nu verduidelijkt, mede op basis van het gelijkheidheids- en non-discriminatiebeginsel (grondwettelijk verankerd), dat er geen objectieve reden bestaat om het artikel enkel te beperken tot de bouwsector. De rechtstreekse vordering kan dus ingesteld worden voor schuldvorderingen die door de opdrachtgever aan de hoofdopdrachtnemer zijn toegewezen en, daarna, door de hoofdopdrachtnemer aan de hulppersoon zijn toegewezen.
Afschaffing duaal aansprakelijkheidsregime voor zichtbare en verborgen gebreken bij koop
Het ons gekende regime van de zichtbare (art. 1642 oud BW) en verborgen (art. 1641 oud BW) gebreken wordt afgeschaft. De ratio legis van de wetgever is dat dit regime teveel afweek van het gemene recht, zonder dat hiervoor een verantwoording was.
Overeenkomstig Boek 7 BW zal de verkoper het goed conform moeten leveren. “Conform” houdt in dat het goed moet beantwoorden aan hetgeen in het contract werd overeengekomen en de koper redelijkerwijze kon verwachten. De wetgever heeft de verbintenis tot conforme levering (art. 1604, eerste lid oud BW) en de verbintenis tot vrijwaring voor verborgen gebreken laten samensmelten. De vorderingen van de artikelen 1604, eerste lid, 1641 en 1642 oud BW zijn samengevoegd in één algemene bepaling: de plicht tot conformiteit (art. 7.2.30 BW).
Wat nu met de aansprakelijkheid van de verkoper? Deze laatste zal enkel aansprakelijk zijn voor gebreken die bij de levering in de kiem aanwezig waren en dit ongeacht of hij er reeds kennis van kon hebben en ongeacht of de gebreken pas later aan het licht komen (art. 7.2.30, §3 BW). De bewijslast inzake anterioriteit ligt bij de koper (art. 7.2.31 BW).
De conformiteitsbepalingen in B2C-relaties zullen van dwingend recht zijn. Afwijkingen zijn dan ook niet mogelijk. Het afwijkend regime bij consumentkoop, zijnde een weerlegbaar vermoeden van non-conformiteit bij een gebrek binnen 2 jaar na de levering, blijft behouden (art. 7.2.47 BW).
De koper zal zich niet kunnen beroepen op de nietigheid van de verkoop wegens dwaling dewelke voortvloeit uit een conformiteitsgebrek (art. 7.2.35 BW). De wetgever heeft zo cumulatieve vorderingen willen vermijden.
De wetgever heeft ook de termijnen aangepast. Ten eerste de vrijwaringstermijn. De onzekerheid die voortkwam uit de bepaling dat de vordering “binnen korte termijn na ontdekking” moest worden ingesteld, maakt plaats voor een welbepaalde termijn. Enkel gebreken die binnen 10 jaar na de levering van het goed boven water komen leiden tot aansprakelijkheid van de verkoper (art. 7.2.32 BW).
Ten tweede de kennisgevingstermijn. De ‘korte’ termijn o.g.v. art. 1648 oud BW maakt plaats voor de ‘redelijke’ termijn. De koper moet binnen een redelijke termijn na ontdekking van het gebrek de verkoper in kennis stellen hiervan (art. 7.2.33 BW). Het redelijk karakter is afhankelijk van de aard van het goed, de aard van het gebrek, de gebruiken en de hoedanigheid van de partijen. Bij een consumentenkoop bedraagt deze termijn minstens 2 maanden (art. 7.2.51 BW).
De verjaringstermijn is 2 jaar (art. 7.2.34 BW). De koper moet ten laatste binnen 2 jaar na voornoemde kennisgeving de vordering voor de rechtbank instellen. Deze termijn geldt ongeacht of het een B2B-, een C2C- of een B2C-relatie betreft.
Boek 7 BW sleutelt ook aan de sanctieregeling. De remedies zoals herstel, vervanging, ontbinding en prijsvermindering blijven behouden (art. 7.2.35 BW). Echter zal de koop laten vernietigen of de prijs terugvragen niet meer zomaar mogelijk zijn wanneer herstel mogelijk en redelijk is.
Bevrijding van fabrikanten en gespecialiseerde verkopers van aansprakelijkheid voor verborgen gebreken
Deze wijziging sluit aan bij de afschaffing van de regeling inzake zichtbare en verborgen gebreken. Fabrikanten en gespecialiseerde verkopers zullen zich in de toekomst t.a.v. ondernemingen in principe kunnen bevrijden van de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken. Let wel op: de term ‘verborgen gebreken’ zal ook niet meer gebruikt worden.
Consumenten krijgen deze mogelijkheid niet.
De eigendomsoverdracht bij koop resulteert niet langer in risico-overdracht
De eigendomsoverdracht wordt geregeld in art. 3.14, §2 BW. De eigendomsoverdracht zal in Boek 7 BW niet langer de risico-overdracht met zich meebrengen. Voortaan wordt het risico pas overgedragen bij levering van het goed. Voor onroerende goederen is dit het verlijden van de authentieke akte. Het risico zal dus overgaan op de koper van zodra hij het gebruik van het onroerend goed verkrijgt, doch ten laatste bij het verlijden van de akte.
Deze regeling is niet van dwingend recht, waardoor partijen kunnen afwijken.
Nieuwe regels benadeling bij verkoop van vastgoed
Benadeling bij verkoop van vastgoed wordt niet afgeschaft in Boek 7 BW. Echter worden de regels ervan wel aangepast en vereenvoudigd. Er wordt afstand genomen van het standpunt dat de fabrikant dan wel de gespecialiseerde verkoper een resultaatsverbintenis heeft tot opsporing en vaststelling van de verborgen gebreken. Het vermoeden van kwade trouw wordt volledig afgeschaft.
Wat wordt er wel gewijzigd?
Ten eerste de drempel voor benadeling. Deze wordt vereenvoudigd van 7/12 naar 60%. Dit zorgt voor een bijkomende bescherming voor de verkoper van een onroerend goed.
Ten tweede verschuift het moment van beoordeling van de benadeling naar het ogenblik van de wilsovereenstemming, zoals bij een eenzijdige belofte tot aankoop of verkoop, in plaats van bij de effectieve realisatie van de verkoop.
Ten derde wordt de procedure vereenvoudigd door de aanstelling van één deskundige toe te staan in plaats van een college van drie deskundigen.