Historiek:
In het zogeheten Wasserij-arrest van 6 oktober 2022 (RvVb-A-2223-0108), en latere uitspraken in dezelfde zin, oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat een vergunningverlenende overheid die tevens initiatiefnemer is, niet zelf mag oordelen over haar aanvraag bij een m.e.r.-screening. De deputatie is in dat geval bevoegd.
Tegen het ‘Wasserijarrest’ werd cassatieberoep ingesteld bij de Raad van State. Deze laatste besliste in het arrest nr. 259.259 van 26 maart 2024 om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie.
Het Hof van Justitie bevestigde op 8 mei 2025 dat ook bij screeningsplicht een duidelijke scheiding vereist is tussen opdrachtgever en beoordelaar. De betrokken overheid moet beschikken over voldoende autonomie en middelen om objectief te kunnen oordelen (zie uitgebreider: https://ddk-law.be/actualiteit/in-het-decreet-van-19-april-2024-tot-wijziging-van-het-decreet-van-25-april-2014-betreffende-de-omgevingsvergunning-wat-de-uitvoering-van-de-taken-voor-de-project-mer-screening-betreft-b-s-10-mei/ ).
Decretale tussenkomst ongrondwettig bevonden:
In tussentijd had de decreetgever evenwel al een poging ondernomen om aan deze kritiek tegemoet te komen middels de aanvulling in artikel 15/1 van het Omgevingsdecreet waarbij de onafhankelijkheid van de gemeentelijke en proviciale omgevingsvergunningsambtenaar wordt benadrukt.
Na hogervermelde tussenkomst van het Hof van Justitie werd op onze website reeds opgemerkt dat dit arrest er een strikter standpunt op nahield dan de Vlaamse decreetgever. Dit standpunt werd recent, met het arrest van 18 september 2025 door het Grondwettelijk Hof ook effectief bevestigd. Het derde lid van artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet werd hierbij door haar expliciet ongrondwettig verklaard. Het Hof formuleerde zijn standpunt als volgt:
“Weliswaar worden die ambtenaren in hun functie aangewezen door de gemeenteraad, respectievelijk de provincieraad, zijnde de verkozen organen van de gemeente en de provincie, en heeft de decreetgever bepaald dat zij hun taken onafhankelijk en neutraal uitoefenen. Die elementen kunnen evenwel niet volstaan opdat de voormelde ambtenaren over « een werkelijke autonomie » beschikken in de zin van het voormelde arrest van het Hof van Justitie. Het decreet van 25 april 2014 voorziet niet in afdoende structurele en organisatorische waarborgen opdat de omgevingsambtenaren, in de in B.11.2 omschreven situatie, steeds met de vereiste objectiviteit zouden kunnen oordelen over de project-MER-screeningsnota.”
Wat nu?
standpunt Department Omgeving:
Het departement Omgeving neemt het volgende standpunt in op zijn website (link hieronder):
1° nieuwe vergunningsaanvragen die door de bevoegde overheid zelf worden ingediend moeten op een hoger niveau ingediend en behandeld worden. M.a.w. als het CBS (of een autonoom gemeentebedrijf bv.) of de deputatie initiatiefnemer en aanvrager is van het project waarvoor een mer-screening is opgemaakt, en het CBS, desgevallend, de provincie zelf de bevoegde overheid zou zijn, moet dit dossier in beginsel in eerste administratieve aanleg worden ingediend bij en onderzocht door respectievelijk de deputatie of de Vlaamse overheid.
2° Lopende dossiers die nog niet volledig en ontvankelijk zijn verklaard kunnen in eerste aanleg o.b.v. artikel 22 van het OMgevingsvergunningsdecreet via de voorziene digitale weg in het omgevingsloket worden doorgestuurd naar de deputatie of de Vlaamse overheid. Zij zullen dan vervolgens de vergunningsaanvraag behandelen.
3° Lopende dossiers die al wel volledig en ontvankelijk zijn verklaard, maar waarover in eerste aanleg nog geen beslissing is genomen, worden best stopgezet. Vervolgens kan het dossier gedupliceerd en opnieuw ingediend worden bij de juiste instantie. Er is immers geen eenvoudige digitale weg om ze alsnog door te sturen. Als dit geen haalbare werkwijze is voor de aanvrager kan dit aangevraagd worden via een e-mail aan de helpdesk voor verdere afspraken. Belangrijke informatie: dit kan enkel indien er geen openbaar onderzoek loopt. De gemeente/provincie kan die eventueel wel manueel stopzetten in het Omgevingsloket.
4° Lopende beroepsdossiers kunnen niet worden doorgestuurd naar de correcte overheid. De beroepsinstantie is immers de bevoegde instantie in eerste aanleg.
Bestaande omgevingsvergunningen:
Het Departement Omgeving bewaart wel het stilzwijgen over reeds verleende omgevingsvergunningen die door het CBS of de Deputatie voor zichzelf werden verleend. Deze situatie is veel minder duidelijk. We doen een poging.
Deze omgevingsvergunningen bestaan en blijven in beginsel geldig. Er is dus geen stedenbouwkundig misdrijf zolang deze omgevingsvergunning bestaat. Deze omgevingsvergunningen zijn wel aangetast door een onwettigheid en zullen de wettigheidstoets in de zin van artikel 159 Grondwet in beginsel niet doorstaan.
Het Hof weigert in te gaan op de vraag van de Vlaamse regering om de gevolgen van de bestreden bepaling te handhaven. Het Hof acht zich hiertoe niet bevoegd omdat het een schending van het EU-recht betreft. Enkel het Hof van Justitie is bevoegd om de gevolgen van de schending van het EU-recht te handhaven. Het Grondwettelijk Hof wijst in fine wel nog op een mogelijke uitweg :
“Te dezen doet het gebrek aan handhaving, door het Hof, geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen om, overeenkomstig artikel 36 van het Vlaamse decreet van 4 april 2014 « betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges », de rechtsgevolgen in stand te houden van een omgevingsvergunning die tot stand is gekomen met toepassing van de bestreden bepaling, desgevallend nadat hij daarover zelf een prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Hof van Justitie.”
Een rechter die geconfronteerd wordt met een vraag om een omgevingsvergunning buiten toepassing te verklaren op grond van artikel 159 G.W, stelt best eerst een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie met de vraag op de gevolgen kunnen gehandhaafd worden.
Gemeentes en provincies kunnen daarnaast op actieve wijze trachten dit probleem voor te zijn door een nieuwe omgevingsvergunning aan te vragen op het juiste niveau.